Zonder proberen op te vallen liep ik door wat straten richting de markt. Niet dat het me lukte, dat niet opvallen. Ik had nog steeds de kleding aan van mijn val, mijn haar was nog vochting van het water en mijn verwondingen waren nog vers. De ogen die op mij gevestigd waren probeerde ik te negeren, al was dat niet iets wat ik met veel confor deed. Het enige wat ik wou was een paar nieuwe kleding stukken. Een paar die niet al mijn verwondingen lieten zien. Wat je niet voeld hoefd ook niet zichtbaar te zijn, een van mijn vaders quotes. Ik vond ergens een paar stuivers in mijn broekzak en wisselde ze tegen een nieuw stel kleding in. Of ze perfect zaten maaktte me niet uit, ik wou slechts al die ogen van mijn rug af. Met de kleding onder mijn arm liep ik haastig verder, niet echt lettend om de mensen die ik omsnelde of inhaalde. In een van de uitgestorve straatjes ontdeed ik me van mijn gescheurde kleding en deed ik de nieuwe kleding aan. Ze waren niet echt mijn stijl maar echt veel maaktte het me niet uit. Ik leunde tegen een muur van stenen aan en zuchte diep terwijl ik met mijn handen door mijn vochtige haar ging. Anstig was ik niet, slechts een beetje in paniek. Niet wetend wat ik hier deed, niet weten wat ik hier moest doen. Voornamelijk niet weten waarom ik niks gebroken had..